Blauwe plekken
Was het een uitgelezen krant, die hij, opgerold in zijn opgezwollen handen vasthield of een goedkope fles wijn. Ik naderde de auto om een beter beeld te krijgen van wat de bestuurder krampachtig vasthield, maar ik werd afgeleid door de erbarmelijke staat waar de auto, een Ford Mustang in verkeerde en het geroezemoes dat opsteeg van de achterbank dat iets weg had van een onhandelbare schoolklas. De man, een overblijfsel van een fascistisch bewind, maakte geen aanstalten om het gebeuren achter hem het zwijgen op te leggen met harde hand. Hij had een kale kop, kleine oortjes, doorlopende wenkbrauwen en een platgeslagen vochtige neus. Een baard van drie dagen aangelegd, bloedeloze ogen, een magere glimlach, die zijn gelige tanden weghield en een weelderige haargroei bij zijn oren, waardoor het geluid op de achterbank dempte. Hij droeg een versleten uniform met een verboden embleem op de linkermouw. Aan de voeten afgeleefde rijlaarzen die hunkerde naar schoensmeer. Uit de auto stapte een vrouw waar ik de leeftijd moeilijk van kon inschatten. Het gezicht was met menselijk geduld zwaar opgemaakt en gaf de indruk dat er een camouflagenet overheen lag. Het smoezelige haar, zilvergrijs, werd bijeengehouden door een bataljon van haarkammetjes. In haar oorlellen hingen goedkope kogelvormige oorbellen van massief zilver, bezig te oxideren, die ze na een intensieve zoektocht gevonden had op een rommelmarkt. Ze had een lichaam waar het overgewicht in heerste, behaarde zeemansarmen, omhult in een ruim hangend zwart mouwloos shirt tot aan haar knieën. De enorme borsten, kapot gezogen door haar kroost en gevangen in een knellende beha, snakte naar de vrijheid en haar buik, vermoedelijk onder de blauwe plekken, krulde gewond over de rand van haar broek die ooit helder wit in de winkel had gelegen. Haar voeten zaten gevangen in afgetrapte sandalen en de gele teennagels, waar het vuil de overhand had, waren duidelijk zichtbaar. Ik raakte in het bijzonder gefascineerd door de gedachten over de blauwe plekken en vroeg mij in stille nieuwsgierigheid af hoe ze daar was aangekomen. Was ze mishandeld door haar echtgenoot. Afgetuigd, uit frustratie, omdat hij, nu de fascisten waren verdreven geen mensen meer kon martelen. Een andere mogelijke oorzaak kon zijn, gezien de vele kinderen die ze geworpen had dat haar man, bij de zoveelste keer om haar te bevruchten van opwinding hard in haar buik had geknepen. De plaats van coitus a tergo zou ook een rol hierin hebben kunnen spelen. Terwijl de vrouw de afwas aan het doen was, de man tegen haar op stond te rijen, drukte de vetranden pijnlijk tegen het aanrechtblok en trok de kroost hongerig aan haar rok. Vanuit de auto klonk een hard geschreeuw en aan de zwaarte van de stem kon je horen dat het niet uit de keel van een kind kwam. De man had het raampje van het autoportier aan de bijrijderskant geopend, stak zijn verweerde hoofd naar buiten en riep op dreigende toon dat ze op moest schieten want hij had dorst en zijn mond was nog droger dan de Nevada woestijn. En toen zag ik het: hij was een stuk kleiner dan de vrouw
Met aangrenzende zekerheid wist ik nu dat hij in het bezit was van een krukje. Z’n plastic keukentrapje dat je gebruikt om spullen uit een kast te pakken waar je net niet bij kan. Waarschijnlijk nam hij dat ook mee als hij ging vissen om weg te zijn van zijn vrouw en kinderen om langs de waterkant te mijmeren over vroeger in afwachting tot het ondergaan van de dobber. De vrouw blèrde iets onverstaanbaars terug, trapte gericht tegen het portier van de auto, dat al meerdere deuken bezat, draaide haar lichaam en begon zich provocerend en langzaam uit het zicht van mij, haar man, haar kroost en de auto te begeven, in de wetenschap dat ze hoe dan ook blauwe plekken erbij ging krijgen. De man, behoorlijk opgefokt, had zich terug achter het autostuur gedwongen, balde zijn vuisten en sloeg al zijn woede op het dashboard. Vervolgens haalde hij een pakje sigaretten tevoorschijn uit het opgestikte klepzakje van zijn blouse, die openhing tot aan zijn navel, verscholen achter een pluk dik stug haar en tikte er een sigaret uit. Stak deze aan en opende het autoraampje aan zijn kant. Jarenlang had hij mensen uitbundig gemarteld en toen de fascisten het eigen volk niet langer in bedwang kon houden, verloor hij, bedroefd, zijn droombaan. Hij werd opgepakt, voor het volkstribunaal gebracht, schuldig bevonden aan martelpraktijken en verkrachting en veroordeeld tot dwangarbeid in een overgebleven strafkamp. Echter door een onvoorziene procedurefout kwam hij op vrije voeten, besloot het land te ontvluchten met vrouw en kinderen naar een oord waar men geen vervelende vragen stelden en zette zijn geliefde werk voort, zij het in besloten kring.
© 2021 Léon Somers
Pech
'Mooi boek.’
Ze had volle sensuele lippen. Je kon zien dat ze zich hield aan de tien do and dont’s voor lippen om ze aantrekkelijk te houden. Het donkerbruine haar krulde aanstekelijk op haar ranke schouders.
‘Zijn laatste roman heb ik met plezier gelezen.’ Haar groene ogen glinsterde bij het aanprijzen van het boek. Het koltruitje, dat om haar hing, vaag geel, verraadde dat ze geen beha droeg.
‘Ik heb het nog niet gelezen,’ respondeerde ik dromerige met halfgesloten ogen. Het was een wegwerp antwoordt, terwijl ik mij erop betrapte dat ik haar aan het bezichtigen was en haar een naam gaf: Charlotte.
Bij toeval was ik de boekwinkel binnengelopen. Niet om een boek te kopen, want mijn slaapkamer lag nog vol met ongelezen boeken.
'Nou dan is zijn laatste boek zeker een aanrader.’ Dat “laatste” klonk alsof ze de indruk wilde geven dat hij gestopt was met schrijven. Ze stond tegenover mij met tussen ons in een tafel vol boeken.
‘Ik was niet van plan om een boek te kopen.’
'Wat doe je dan in een boekwinkel?’ vroeg ze lacherig. Ze trok uitdagend haar koltruitje wat strakker en ik zag een gebleekt spijkerrokje. Ik rook parfum en yoghurt met muesli.
'Dus je leest niet?’ Ze droeg glamory zelfophoudende kousen, waarvan het katoenen randje zichtbaar was. Zo kort was het rokje dat ze aan had. Haar voeten zaten verpakt in knalrode pumps.
‘Of ben je schrijver. Ja je bent schrijver!!!!’ Van opwinding leek ze te gaan springen om een orgasme op te wekken.
‘Wat schrijf je,’ schreeuwde ze geil door de winkel.
‘Boodschappenlijstjes.’ Meteen stond ze stil en keek mij met een meewarige blik aan alsof er te vroeg geëjaculeerd was. Twijfelde ze om te gaan lachen of had ze spijt van het gesprek dat ze met mij was aangegaan en wilde ze zo snel mogelijk aan mij ontsnappen. Ze maakte echter geen aanstalten om te vluchten. Onhandig bewoog ik mij in haar richting. Moest ik nu open kaart gaan spelen of bescheiden blijven om de kans te krijgen bloot te leggen wat zich schuilhield onder dat jaren zeventig truitje als ze niet de benen zou nemen. Door het geschuifel stonden we plots dicht tegen elkaar aan. Ik rook nu een fruitige geur van ananas, bergamot en zwarte bes. Ze drukte haar lippen tegen mijn linker oorschelp aan.
‘Ik heb het nog nooit gedaan met een schrijver,’ sijpelde zachtjes haar verlangen bij mij naar binnen en ik voelde nattigheid en een onbeschrijfelijke rilling door mijn lijf gaan. Moest ik nu mijn arm om haar heup leggen of gebruiken om haar van mij af te wenden. Ik wachtte geduldig tot ze klaar was met het bevredigen van mijn oor en liet ondertussen mijn handen zweven boven de tafel met boeken.
‘Hoe om te gaan met ongemakkelijke situaties,’ las ik de titel van een dik boek. Was dit ongewenst? Een jonge vrouw die in een boekwinkel je oor staat te beffen. Haar tong drong dieper in mijn gehoororgaan. Het voelde of mijn oor aan het verdrinken was en om een reddingsboei vroeg.
‘Kan ik u misschien helpen bij het maken van een keuze?’ Ik draaide mijn hoofd om, haar tong glipte uit mijn naar adem happende oor en ik keek recht in de ogen van de boekverkoper. Vond hij het te obsceen worden en besloot hij daarom tot in grijpen.
‘Nee, dank je,’ reageerde ik geprikkeld en draaide mijn hoofd terug om excuses te maken aan de jonge vrouw voor de onbeschofte onderbreking, maar ze was nergens meer te bekennen. Spoorloos. Geen koltruitje meer te zien. Ze was van de aardbodem verdwenen. Was het een inbeelding geweest? Een stil verlangen? Ik doorzocht de winkel en zonder mij ervan bewust te zijn stond ik ineens bij de kassa en pakte de boekverkoper het boek - Hoe om te gaan met ongemakkelijke situaties - uit mijn handen.
‘U keuze kunnen maken zie ik.’
‘Ja,’ gaf ik onverschillig toe.
‘Is het een cadeau of voor u zelf?’ vroeg hij vriendelijk.
‘Cadeau,’ trachtte ik de verkoper te misleiden. Op datzelfde moment piepte mijn mobiele telefoon. Ik haalde het tevoorschijn en las het berichtje:
Komend weekend zijn de kinderen bij jou. Denk daaraan.
© Léon Somers.
Abigaïl–12 februari 2017
Levi draaide zich op zijn goede zij, keek even naar zijn wijsvinger en rook de muffe geur in de slaapkamer die ongevraagd zijn opengesperde neusgaten binnendrong, en verdween met zijn hoofd onder de dekens en sloot stijf de vermoeide ogen. Hij dacht terug aan Abigaïl, een week geleden, toen hij haar voor het laatst gezien had in de huiskamer van haar ouderlijk huis, gezeten op een verlopen klapstoel, onder een enorm afzichtelijk kruis dat onhandig aan de afgebladderde muur zat bevestigd. Ze had drie dagen onafgebroken zitten huilen. Haar mond was gortdroog en de vele tranen die over haar bleke wangen op de eiken houtenvloer waren gemorst, ooit met haar zussen vol valse passie had blank geschuurd, hadden uitgebleekte kringetjes achtergelaten.
‘Gaat het,’ vroeg Levi, een schutterige onverzorgde man van middelbare leeftijd, broodmager, een teruggetrokken bestaan leefde en heimelijk liefdesgevoelens voor Abigaïl koesterde, die nerveus op de verkleurde klapstoel zat, het linkerbeen gespannen over haar rechterbeen, midden in de woonkamer in een smetteloze witte jurk die tot aan haar enkels viel, onder een dreigende crucifix, zich loswringend uit de muur en ieder moment naar beneden kon donderen. Ze zweeg, bracht haar uitgejankte gezicht omhoog, deed haar arm naar voren, volgepropt met bloederige zweep striemen en met een trillende wijsvinger, waar zichtbaar was hoe ze de nagel had stuk gebeten, wees ze in de richting van de keuken. Levi liet zijn slungelige lichaam langzaam in beweging komen, bleef enige tijd in de keuken stilstaan en nam de omgeving, waar oude baklucht en verleden nog ronddwaalde aandachtig in zich op. De keuken was in zijn geheel leeg op een oude robuuste houten tafel na, waar de velen ochtend en avondgebeden hun sporen in het tafelblad hadden achtergelaten. Ontgoocheld vroeg Levi zich af waarom hij naar de keuken was gestuurd. Nu ook haar moeder was overleden stond hem niets meer in de weg om zijn verboden vrucht vol hartstocht te beminnen. Het was hem verboden geweest om in de buurt te komen van Abigaïl. Haar vader, streng gelovig, rook hem al van ver en sloot Abigaïl, net als haar zussen op, om te voorkomen dat Levi, een volkse ongelovige man in haar blikveld kwam, laat staan dat hij Abigaïl zou aanraken. Naar school gingen Abigaïl en haar zussen niet. Ze werden thuis in afzondering streng en hard in de leer opgevoed om onbevlekte maagden van god te worden. Een enkele keer zag Levi Abigaïl heel vluchtig, als hij, op zijn hoede voor haar godvrezende vader door de straat liep waar ze woonden. Als Abigaïl of haar zussen het pad van ongehoorzaamheid hadden bewandeld dan moesten ze gekleed in een lange witte jurk voor straf op hun blote knieën zitten, het hoofd omhoog, de rug recht, vier uur aaneengesloten in de gang met het gezicht naar de voordeur gericht. Deze werd wagenwijd opengezet, zodat iedereen kon zien dat ze afgedwaald waren van het pad waar ze met harde hand opgestuurd waren. Medelijden had de vader niet. Weer of geen weer de straf werd gewoon voltrokken. En nu haar verwekker en de vrouw die haar geworpen heeft overleden zijn, ze verlost is van het onmenselijke regime dat ze jarenlang had moeten ondergaan om als maagd toegelaten te worden tot god, stond niets Levi meer in de weg om zijn verboden vrucht in de armen te sluiten en er van te proeven, stuurde zij hem, berustend in haar lotsbestemming, naar de keuken. ‘Verder,’ jankte de stem van Abigaïl, alsof haar droevige ogen hem dwingend de weg wezen om haar lot te bezegelen. Vertwijfeld liep Levi de garage in, niet Abigaïl, dwaalde het als een angstige kronkel door zijn hoofd. ‘Laat hem niet wachten,’ klonk de glazige stem van Abigaïl door het van leven verlaten huis. Levi keek machteloos naar het verroeste aanrecht dat vol stond met weckpotten. Hij pakte één van de potten en las het vergeelde etiket: peren mei 1975. Abigaïl was toen vijftien jaar oud.
Levi liet zich door zijn knieën zakken, opende het deurtje onder de aanrecht en haalde zes weckpotten te voorschijn die verscholen tussen de andere potten met ingeweckt fruit stonden. ‘Schiet op. Ik wil naar hem toe en mijzelf aan hem geven,’ schreeuwde Abigaïl. Haar stem klonk niet meer droevig, maar hard, veeleisend en tegelijkertijd verlangend, alsof ze al jaren op deze gebeurtenis had zitten wachten. Levi schoof de potten die op het aanrecht stonden aan de kant, plaatste de potten die hij, zonder nadenken in één keer te voorschijn had gehaald, gevuld met troebel water en waar wijsvingers in dreven, op het doorgezakte aanrechtblad, bezaaid met vastgekoekte bloedvlekken en las één voor één de etiketten: Mattanja-12 maart 1980, Zippora-11 december 2010, Sarona-6 mei 1992, Talitha-27 september 2003, Elisabeth-7 mei 1982 en Jedidja-30 mei 1999.
Het waren de namen van de zes zussen van Abigaïl, die, zo deed het verhaal fluisterend de ronde, allemaal het ouderlijke huis waren ontvlucht naar het buitenland om te ontkomen aan het strenge barbaarse bewind van hun vader, ondersteund door zijn vrouw, hun moeder, die zich volledig aan hem had onderworpen.
‘Levi!!!’ Zijn naam werd geroepen, hard en droog. Toen Levi terug de woonkamer in trok, een somber voorgevoel meesleepte, met in zijn linkerhand een roestig ijzerzaagje, zag hij dat Abigaïl was opgestaan en in haar handen een weckpot vasthield. Hij liep op Abigaïl af, keek haar, zijn ogen vol ongeloof, een mengeling van droefenis, verlangen en smart, aan. Onverstoorbaar overhandigde Abigaïl hem de weckpot en knikte instemmend en Levi begreep, voelde tot in zijn lendenen dat er geen weg terug meer had bestaan en Abigaïl, net zoals haar zussen, door hem verlost wilde worden en dat ze in de ban was van dat verlangen, ondanks de dood van haar ouders, want ze was een maagd van God, zoals haar vader haar en haar zussen altijd had voorgehouden met harde hand en liefde en vol overgave, iedere ochtendstond wijzend met zijn wijsvinger naar de crucifix.
© Léon Somers.
FATALE JEUK
‘Ik had hier beter niet kunnen zijn,’ dacht Gabriel aangeslagen, geboeid en met zijn gezicht pijnlijk tegen de grond gedrukt vlak langs het ontzielde lichaam dat een misselijkmakende geur verspreidde. Maar de jeuk was zo ondraaglijk, zo intens hardnekkig dat Gabriel wel genoodzaakt was om direct te handelen om iets verzachtends te vinden en tot rust te komen. In deze staat van radeloosheid was Gabriel zich er niet bewust van dat hij het verkeerde raam ingeslagen had, deze vroege ochtend; Het keukenraam van zijn buurvrouw, die zeer waarschijnlijk niet een oplossing in huis had voor zijn tot wanhoop drijvende jeuk.
Het was een zeer onaangename jeuk. Soms wreef hij met een vinger over de plek waar de jeuk zat en rook hij eraan of hij iets herkenbaars kon ontdekken. De geur kwam nog het dichts in de buurt van aangekoekte varkensstront. Alles gebruikte hij om de hevige jeuk te bestrijden. Allerlei zalfjes, cola, olijfolie en zelfs spiritus. Maar niets hielp. Hij had zelfs overwogen om de etterende rode builtjes, die zich daar in de loop van de tijd op en om de plek verzameld en genesteld hadden door het vele krabben weg te branden. Het enige wat enigszins verlichting bracht waren billendoekjes met Aloë Vera zonder alcohol en pH huidneutraal van de buurtwinkel. Honderden van die vochtige doekjes joeg hij er doorheen. Het lieftallige Poolse winkelmeisje vroeg zich in het geheel niet af waarom hij elke dag alleen maar billendoekjes kocht. Ze zag hem heel graag langskomen. Gabriel had een mooi elegant zacht gezicht, aantrekkelijke lippen, slank gebouwd, stoer doch netjes gekleed en je verwachtte niet dat hij leed aan een ondraaglijke jeuk op een intieme plek. Het zien van hem brak haar sleur van de dag en hield haar droomwereld springlevend, want ze was smoorverliefd op hem geworden.
Naar de dokter durfde Gabriel niet te gaan. Hij was niet bang voor het inwendige onderzoek wel voor de lastige vragen die de dokter op hem zou gaan afvuren. Vragen of hij sm-clubs bezocht omdat hij misschien van ruige seks hield. Vreemde speeltjes had. Vragen in een poging om de oorzaak van de etterende rode bultjes bij zijn anus te achterhalen.
Verblind en angstig op zoek naar de verzachtende doekjes omdat hij door zijn voorraad heen was, realiseerde Gabriel niet dat hij zich toegang had verschaft tot het huis van zijn buurvrouw. Naarstig op zoek naar billendoekjes zag hij haar liggen in de woonkamer, in een grote donkere rode plas bloed. Bewegingloos. Het hoog polig tapijt waar ze op lag was hard geworden door het geronnen bloed dat haar lichaam verlaten had. Ze stonk naar urine, stront en uit lichamen getrokken foetussen. Haar hoofd was helemaal verbrijzeld, zo erg dat ze nu voor Gabriel een wildvreemde was. In het ontklede lichaam, onder het bloed, zaten wel geteld zeventig messteken. Eén van haar mooie borsten was lomp weggesneden en bij haar vulva was op een amateuristisch wijze het schaamhaar gekort. De handen waren ruw ontdaan van de armen. Deze bizarre handelingen waren verricht door iemand die niet over doktershanden beschikte. Een slachthuis zou ervoor gesloten worden. Gabriel hurkte neer langs het ontzielde lichaam. De hevige jeuk, die hem gedwongen had tot inbraak deed hem niet helder denken. Voorzichtig pakte Gabriel haar pols vast, in de naïeve veronderstelling, dat iemand die zo was toegetakeld nog in leven zou zijn. Hij voelde geen hartslag. Ze was dood. Morsdood. Nog steeds drong het niet tot hem door dat hij in het huis van zijn buurvrouw was terecht gekomen en niet in de buurtwinkel. Het mes, een slagersmes, waarmee de gruweldaad was uitgevoerd stak vervaarlijk uit haar navel. Voorzichtig trok Gabriel het mes uit de navel en zag tot zijn ontsteltenis dat het zijn mes was. Gisteravond had hij dit slagersmes aan haar uitgeleend en nu was het gebruikt om zijn buurvrouw mee te bewerken en te doden. Gabriel keek naar de afgehakte handen met lange vlijmscherpe zwartgelakte nagels, die keurig neergelegd waren op het tapijt langs het verminkte lichaam. Omdat de jeuk steeds ondraaglijker werd greep hij één van de handen van de vloer. Hij stond op met het mes en de linkerhand van de buurvrouw geklemd in zijn handen, knopte zijn broek open, stropte deze af tot aan de enkels, ging breed staan en zakte weer door zijn knieën. Zijn achterwerk was nu beter bereikbaar om de jeuk van de etterende rode builtjes te gaan bestrijden. Net toen hij een vinger van de hand met scherpe nagel richting de plek wilde brengen waar de jeuk huisde stormde een peloton zwaarbewapende agenten het huis binnen. Een oplettende buurman die altijd onschuldig door het raam van de buurvrouw van Gabriel naar binnen gluurde, als hij zijn hondje, een klein irritant keffertje, uitliet, had Gabriel in een verdachte positie zien zitten. Het slagersmes in zijn linkerhand en de afgehakte hand in zijn andere hand om de scherpe zwarte nagel over de rode bultjes heen te wrijven.
Ruw werd Gabriel tegen de grond gedrukt, hem het slagersmes en de hand ontnomen om vervolgens geboeid overeind gezet te worden. De jeuk werd heviger en heviger.
‘U begrijpt natuurlijk wel dat u zich in een vervelende situatie bevindt,’ liet één van de agenten zich ontvallen tegen Gabriel.
‘We zullen u moeten meenemen naar het bureau gezien het feit dat wij u met een slagersmes en afgerukte hand bij het slachtoffer aangetroffen hebben,’ vervolgde de agent formeel. Gabriel keek de agent niet aan. Hij trachtte zijn billen tegen elkaar te schuren door zijn benen te bewegen om de jeuk te verminderen. De agent dacht dat hij een onhandige poging ondernam om zijn broek omhoog te krijgen. Samen met zijn collega trok hij de broek van Gabriel omhoog, knopte deze dicht en voerde hem af. Buiten stond een nieuwsgierige mensen massa die op het rumoer in de vroege ochtend waren afgekomen. Uit de menigte ontsnapte één persoon; Het verliefde winkelmeisje
Ze stormde op Gabriel af en drukte de billendoekjes tegen zijn borst.
‘Ik hou van je en zal elke dag doekjes brengen,’ schreeuwde ze met emotionele stem. Hardhandig werd ze door enkele agenten ontzet, de doekjes vielen op de grond en ze werd terug de myriade in geworpen.
‘Hou van je,’ bracht ze stotterend over haar lippen met een betraand gezicht toen ze werd opgevangen door de omstanders. Er steeg een warm gewaardeerd applaus op.
Gabriel had alle schijn tegen zich. Hij was op heterdaad aangetroffen langs het ontzielde lichaam van zijn buurvrouw in haar woning. Gehurkt met zijn broek naar beneden het slagersmes in zijn hand. Op het moordwapen zaten duidelijk zijn vingerafdrukken. Daarbij moest Gabriel bekennen dat het slagersmes van hem was. Ooit gekregen als kerstcadeau van zijn moeder die als getuige dit onder ede bevestigde en het bonnetje liet zien als bewijs. Gabriel werd veroordeeld tot levenslang en overleed enkel jaren later in gevangenschap aan een mysterieuze ziekte die hevig jeuk veroorzaakte op en rond zijn anus. Het meisje van de buurtwinkel keerde gebroken door liefdesverdriet terug naar haar vaderland.
© 2022 Léon Somers.